Steeds vaker krijg ik de vraag: ‘Heb je het al verwerkt?’ Gevolgd door een bezorgde blik. Of ik geen hulp moet zoeken omdat ik zo vaak aan mijn dochters denk. Dagelijks nog wel! En of het niet eens tijd wordt om… Je weet wel: verder te leven. De vragen zijn bekend. Ze worden terloops en zonder twijfel gesteld. En misschien had ik ze vier jaar terug ook logisch gevonden. Wie weet.
Nu vind ik ze absurd. Want als deze vragen begrijpelijk zijn, wanneer verwerk je dan een kind als het blijft leven? Gebeurt dat als het leert praten, fietsen, lezen? Wanneer geef je je kind ‘een plek’? Denk je niet meer aan hem of haar? Wanneer komt de dag dat je zegt: ‘Zo, nu gaan we verder met leven.’ Ik denk veel aan mijn dochters. Daar is geen therapie voor nodig, dat wil ik zo houden. Ik vier ze in mijn hoofd. Houd ze bij me in gedachten.
De ironie is dat onze dochters elke dag minder zichtbaar zijn in deze wereld, terwijl hun aanwezigheid in óns leven juist elke dag groeit. De liefde trekt zich niets aan van zoiets banaals als de dood. Dus ja: ik ben er nog steeds zoveel mee bezig. Een kind liefhebben kan op vele wijzen. Niet zoals ik het mij had voorgesteld, maar net zo intens.